Een woordje vooraf

Hetgeen we hierbij den Lezer aanbieden is historisch; alleen de namen van personen en plaatsen zijn meestal vruchten van eigen vinding en ook wat groepeering en tijd betreft, zijn we geheel willekeurig te werk gegaan.
Wanneer men een roman verwacht, spannend, boeiend en eindigend in ’n alles overweldigende ontknooping, dan doet men het best dit werkje ongelezen te laten, want het kan op geen dier eigenschappen aanspraak maken.
Het is een alledaagsch geschiedenisje en misschien heeft menigeen ze pikanter meegeleefd. Maar het is ontegenzeggelijk, dat het alledaagsche, wanneer men het opmerkzaam gedeslaat, voor ons allen zonder uitzondering zeer leerzaam is. Veel achten we onze aandacht niet waardig, dat daarom evenwel ’n nuttige wenk, ’n les kan bevatten.
Het zeer gewone, alledaagsche, onder de aandacht brengen is ’t doel van dit schrijven.
Toch was dit niet ’t eenige doel.
Men is gewoon ons socialisten bij herhaling toe te voegen, dat we wel schelden op de verpestende wetten en instellingen en de wanverhoudingen opsommen, die daaruit k u n n e n voorvloeien, doch zeer zelden aan de hand der geschiedenis aantoonen, dat ze er uit voortgevloeid zijn.
Welnu, in ’t geen hier volgt worden directe slachtoffers van ’n drietal artikelen uit het Burgerlijk Wetboek genoemd, benevens historische staaltjes van uitzuigerij door industriëelen; boerenverdrukking door grondeigenaars en beetwortelsuikerfabrikanten; fanatisme, godsdienstwaanzin, bijgeloof en huichelarij en kerkelijk vergif; van polygamie, dronkenschap, verdierlijking en tal van wanverhoudingen.
Dat het eenigen bekeeren moge in bestrijders van alles wat verrot is, en dat het den strijders moge versterken in hunne overtuiging, dat de oorzaak van al het verkeerde gelegen is in

HET PERSOONLIJK BEZIT.

is de wensch van DEN SCHRIJVER.